De eerste keer dat ik op Lesbos was, vorig jaar april, was ik me, waar ik ook was op het eiland, de hele tijd bewust van het kamp, het onrecht, de problemen.
Het voelde eigenlijk heel ongemakkelijk/verdrietig, een probleem op wereldschaal weggestopt aan de rand van een eiland. Een soort knagend gevoel ik mag het hier niet leuk hebben, ook buiten het kamp. Mag ik hier eigenlijk wel zijn of doe ik aan een soort gruwel toerisme?
En lopen door het kamp was vooral een confrontatie met mijn eigen onmacht en boosheid.
Als je ergens langer bent gaan beelden kantelen. Onmacht en boosheid blijven, en dat is bij vlagen akelig en confronterend.
Tegelijk voelt het kamp iedere dag meer als een microkosmos met zijn eigen ritme van verschillende groepen mensen. Met een groeiende groep bekende gezichten. De mensen van Fenix, de vertalers, de mensen uit het kamp waarvan sommigen iedere dag langskomen met hun vragen en zorgen of soms gewoon voor een praatje. Je leert namen kennen, hoopt op goede uitkomsten. Het wordt van iets groots en ongrijpbaars tot de werkelijkheid van mensen met naam en gezicht.
De Syriërs die eindeloos moeten wachten omdat alle procedures voor mensen uit Syrië zijn stilgelegd. De jongeren zonder begeleiding wiens procedure best ingewikkeld is. Mensen die eindeloos moeten wachten op een beslissing, en daarna op reispapieren en die zo graag weg willen. En die meneer in alleen zijn trui terwijl er nog steeds een ijzig koude wind waait.
Als we om 9 uur arriveren is hij er al met zijn dochtertje. Hij heeft weer een mail gekregen dat het nog even duurt en als hij binnen 15 dagen niks gehoord heeft hij nog maar eens moet mailen. Hij is er verdrietig van.
Maar dan, vlak voor we vertrekken, gaat Arons telefoon. De positieve beslissing is er! Voor het hele gezin.
Nu begint het wachten op papieren en reisdocumenten. Zonder die laatste mogen ze zelfs het eiland niet af. En wat dan? Maar iedereen is blij. Eerste horde genomen.
Het kamp, alle kampen zijn nog steeds een schande, de gruwelijke wind van haat is nog steeds verschrikkelijk, en ik denk diep na wat en hoe ik, wij, nu kunnen doen om dat tij te keren.
Het antwoord ligt, denk ik, ergens in de verhalen van al deze mensen. Het gezicht geven, en namen. Het is alleen nog even zoeken hoe.